Na de nodige grensformaliteiten sprongen we in het laatste busje naar Copacabana, een klein dorpje aan de Boliviaanse kant van het Titicacameer. Van hieruit kan je een dagtocht naar het heuvelachtige Isla del Sol maken. De Inca's geloofden dat hier op het Eiland van de Zon hun zonnegod werd geboren. Het leven gaat hier zijn eigen rustige gangetje, zonder lawaai en gemotoriseerd verkeer.
We gingen de volgende ochtend rond 8 uur naar het kleine haventje en konden nog mee met een bootje (35 BOB/pers). Na ongeveer anderhalf uur werden we afgezet aan de noordkant van het eiland. Dit is ook de mooiste kant. Op het eiland wonen drie gemeenschappen die leven van visserij, landbouw en toerisme. Ze heffen ook elk een eigen toeristenbelasting, in totaal 30 BOB/pers. Een lokale gids (10 BOB/pers) leidde ons rond in het noordelijk gedeelte en vertelde over de Chincana ruïnes met de Heilige Rots waar de legende over de creatie van het Incarijk ontstaan is. Daarna wandelden via een pad naar het zuidelijke deel. Tijdens de wandeling van ongeveer 2 uur heb je een mooi uitzicht over het meer en het eiland met zijn vele eucalyptusbomen. In het zuidelijke deel komt de boot je rond 15.30 terug oppikken. Hoewel het een mooie uitstap was, hadden we geen wow-gevoel zoals aan de Peruaanse kant van het meer (lees de blog).