Na veel Zuid-Amerikaanse landen doorkruist te hebben, was het tijd om eindelijk grondig de groenste long van de wereld te verkennen. Ik was eind 2002 al eens in Manaus geweest en had toen een meerdaagse boottocht over de Rio Negro gemaakt. Het smaakte naar meer. Manaus, een grote stad in het midden van het Amazonewoud, zou onze uitvalsbasis zijn om een expeditie door het regenwoud te doen. En natuurlijk wilden we het verhaal achter deze grote kunstmatige, maar enorm interessante stad te weten komen.
In 1669 bouwden de Portugezen een fort aan de Rio Negro als bescherming tegen de Nederlanders, het huidige Suriname. In 1832 werd Manaus officieel een stad, maar het duurde nog tot eind 19e eeuw eer de stad enorm in omvang toenam. In het ontwikkelde Europa was er op dat moment een grote vraag naar rubber ontstaan. En die natuurlijke grondstof was in overvloed in het Braziliaanse regenwoud te vinden. Manaus boomde eind 19e eeuw begin 20e eeuw en was dé stad in Brazilië. Om het verhaal achter de rubberindustrie en de hele rijkdom te leren kennen, moet je zeker het Museu do Seringal bezoeken. Want de rijkdom van enkelingen ontstaat natuurlijk alleen maar door de uitbuiting en miserie van velen.
Museu do Seringal Vila Paraíso - Het verhaal achter de rubber
Het is een reconstructie van het huis van een rubberbaron dat in het midden van het regenwoud stond. In 2002 werd hier de film A Selva (De Jungle) gedraaid, naar het gelijknamige boek van de Portugees Ferreira de Castro. Daarna werd het een museum waar je het verhaal achter de rubber te weten komt.
De plaats heet Vila Paraíso, Paradijsdorp, nogal ironisch als je bedenkt dat de seringueiros, de rubbertappers, zo bedot werden dat ze nooit naar hun huis konden terugkeren. Ze stonden eeuwig in de schuld bij de rubberbaron, daar zorgde hij wel voor. Met sluwe trucs en listen welteverstaan.
De meeste rubbertappers kwamen uit de noordelijke staat Ceará. Daar heerste veel armoede en een grote droogte deed veel mannen naar het economisch interessante Manaus vertrekken. Het leven van de seringueiros was hard. Er was het constante gevaar van slangen, panters, indianen, malaria en door de eenzijdige voeding waren ze sneller vatbaar voor levensbedreigende ziektes als gele koorts, tuberculose en anemie. Natuurlijk kregen ze maar een mager loontje terwijl ze toch vooral 's nachts en 's ochtends werkten. Volgens hun contract waren ze verplicht om alle materiaal en eten in de winkel van de rubberbaron te kopen, 10 keer duurder dan in Manaus. En dan was Manaus al de duurste stad van het land. Een keer per jaar werd er een groot feest gehouden en werd er voor elke werker een vrouw vanuit Manaus gebracht. Aangezien de mannen ver weg waren van hun gezin, hadden ze er veel geld voor over om nog eens met een vrouw te zijn. Zelfs de pastoor zat mee in het complot. De seringueiros kwamen bij hem biechten en hij speelde alles door aan de rubberbaron, zodat die altijd op de hoogte was van het reilen en zeilen op zijn plantage. Het komt er dus op neer dat de mannen nooit naar hun families konden terugkeren en uiteindelijk allemaal stierven in de jungle.
Niet alleen het huis van de rubberbaron is hier nagebouwd, maar ook de winkel waar de seringueiros hun rubberbollen inleverden en hun inkopen moesten doen. De weegschaal waar de rubberbollen gewogen werden en altijd exact 50 kilo aanduidde. Het kerkje waar de mis doorging en de seringueiros gingen biechten. De hutten van de seringueiros en de opzichter - wat een verschil met het huis van de rubberbaron. Er staan hoge kastanjebomen en natuurlijk ook rubberbomen. In de schors worden inkepingen gemaakt en eronder hangt een bekertje dat de rubber opvangt. De seringueiros deden dat altijd 's nachts. Na het ontbijt moesten ze de rubber verwerken opdat de kwaliteit behouden blijft. We zagen hoe de witte vloeistof boven het vuur tot een rubberen bol (pela) van 50 kilo gerold werd.
De rubberbaronnen werden ontzettend rijk natuurlijk en in hun eigen huis ontbrak het aan niets. De vrouwen lieten zelfs hun sjieke jurken helemaal naar Europa sturen om ze er te laten wassen, want het donkere water van de Rio Negro was te 'vuil'. Het duurde tot ongeveer 1920. Daarna konden ze de competitie met de aangeplante rubberplantages in Maleisië niet meer aan en veel mensen verlieten de stad.
De plaats heet Vila Paraíso, Paradijsdorp, nogal ironisch als je bedenkt dat de seringueiros, de rubbertappers, zo bedot werden dat ze nooit naar hun huis konden terugkeren. Ze stonden eeuwig in de schuld bij de rubberbaron, daar zorgde hij wel voor. Met sluwe trucs en listen welteverstaan.
De meeste rubbertappers kwamen uit de noordelijke staat Ceará. Daar heerste veel armoede en een grote droogte deed veel mannen naar het economisch interessante Manaus vertrekken. Het leven van de seringueiros was hard. Er was het constante gevaar van slangen, panters, indianen, malaria en door de eenzijdige voeding waren ze sneller vatbaar voor levensbedreigende ziektes als gele koorts, tuberculose en anemie. Natuurlijk kregen ze maar een mager loontje terwijl ze toch vooral 's nachts en 's ochtends werkten. Volgens hun contract waren ze verplicht om alle materiaal en eten in de winkel van de rubberbaron te kopen, 10 keer duurder dan in Manaus. En dan was Manaus al de duurste stad van het land. Een keer per jaar werd er een groot feest gehouden en werd er voor elke werker een vrouw vanuit Manaus gebracht. Aangezien de mannen ver weg waren van hun gezin, hadden ze er veel geld voor over om nog eens met een vrouw te zijn. Zelfs de pastoor zat mee in het complot. De seringueiros kwamen bij hem biechten en hij speelde alles door aan de rubberbaron, zodat die altijd op de hoogte was van het reilen en zeilen op zijn plantage. Het komt er dus op neer dat de mannen nooit naar hun families konden terugkeren en uiteindelijk allemaal stierven in de jungle.
Niet alleen het huis van de rubberbaron is hier nagebouwd, maar ook de winkel waar de seringueiros hun rubberbollen inleverden en hun inkopen moesten doen. De weegschaal waar de rubberbollen gewogen werden en altijd exact 50 kilo aanduidde. Het kerkje waar de mis doorging en de seringueiros gingen biechten. De hutten van de seringueiros en de opzichter - wat een verschil met het huis van de rubberbaron. Er staan hoge kastanjebomen en natuurlijk ook rubberbomen. In de schors worden inkepingen gemaakt en eronder hangt een bekertje dat de rubber opvangt. De seringueiros deden dat altijd 's nachts. Na het ontbijt moesten ze de rubber verwerken opdat de kwaliteit behouden blijft. We zagen hoe de witte vloeistof boven het vuur tot een rubberen bol (pela) van 50 kilo gerold werd.
De rubberbaronnen werden ontzettend rijk natuurlijk en in hun eigen huis ontbrak het aan niets. De vrouwen lieten zelfs hun sjieke jurken helemaal naar Europa sturen om ze er te laten wassen, want het donkere water van de Rio Negro was te 'vuil'. Het duurde tot ongeveer 1920. Daarna konden ze de competitie met de aangeplante rubberplantages in Maleisië niet meer aan en veel mensen verlieten de stad.
Manaus vandaag
Toen de rubberboom over was en veel kapitaalkrachtigen de stad verlieten, raakte Manaus in verval. Maar langzaamaan heeft de stad zich te weten redden. Manaus telt vandaag meer dan 2 miljoen inwoners en is de dichtstbevolkte stad in het Amazonewoud. Door de verdere industrialisering blijft het inwoneraantal stijgen. Ook het toerisme is de laatste jaren enorm gestegen. Toch had ik het gevoel dat Manaus zijn cultuur weet te bewaren. En weer een hele andere cultuur dan de rest van Brazilië.
De rubberbaronnen hadden in de stad ook altijd een optrekje. Het Palácio Rio Negro is daar een mooi voorbeeld van, maar in veel straten vind je nog prachtige huizen die dateren uit de vroege jaren van de 20e eeuw. Ook de Mercado Municipal aan de haven stamt uit die tijd. Voor goedkoop eten en typische producten moet je echter net achter de Mercado Municipal zijn. Hier vind je tapioca, verse vis, onbekende vruchten, paranoten en natuurlijk allerlei geneesmiddeltjes met natuurlijke ingrediënten uit het regenwoud. Een typisch gerecht is de tacacá, een soep met gedroogde garnalen en jambu (een vrucht) waarvan je tong gaat tintelen.
Al die Portugezen, Fransen en Italianen wilden een beetje vertier op zijn Europees hebben in Manaus en daarom werd het theater Amazonas gebouwd. Alles werd uit Europa ingevoerd: architecten, schilders, beeldhouwers en natuurlijk de materialen zoals ijzer, marmer en kristal. Hier ging het niet om goed het podium te zien, maar wel om gezien te worden. Hoe hoger je zat, hoe belangrijker en rijker. In de jaren 70 is het gebouw grondig gerenoveerd en tegenwoordig heeft het terug de oorspronkelijke oudroze kleur. Maar vooral de koepel met de Braziliaanse vlag valt op. 's Avonds worden er heel regelmatig culturele avonden georganiseerd, helemaal gratis.
Houd er rekening mee dat je in het midden van het Amazonewoud zit en dat er een tropisch regenwoudklimaat is met het hele jaar door neerslag. Het kan er enorm vochtig en benauwd worden. Gelukkig vind je overal verfrissende dindins (spreek uit: djindjin) met smaken als kokos, advocado, tapioca of met typische vruchten als copuaçu, burití, açaí en passievrucht. Kijk uit naar straatverkopers met een isomo frigobox!
De rubberbaronnen hadden in de stad ook altijd een optrekje. Het Palácio Rio Negro is daar een mooi voorbeeld van, maar in veel straten vind je nog prachtige huizen die dateren uit de vroege jaren van de 20e eeuw. Ook de Mercado Municipal aan de haven stamt uit die tijd. Voor goedkoop eten en typische producten moet je echter net achter de Mercado Municipal zijn. Hier vind je tapioca, verse vis, onbekende vruchten, paranoten en natuurlijk allerlei geneesmiddeltjes met natuurlijke ingrediënten uit het regenwoud. Een typisch gerecht is de tacacá, een soep met gedroogde garnalen en jambu (een vrucht) waarvan je tong gaat tintelen.
Al die Portugezen, Fransen en Italianen wilden een beetje vertier op zijn Europees hebben in Manaus en daarom werd het theater Amazonas gebouwd. Alles werd uit Europa ingevoerd: architecten, schilders, beeldhouwers en natuurlijk de materialen zoals ijzer, marmer en kristal. Hier ging het niet om goed het podium te zien, maar wel om gezien te worden. Hoe hoger je zat, hoe belangrijker en rijker. In de jaren 70 is het gebouw grondig gerenoveerd en tegenwoordig heeft het terug de oorspronkelijke oudroze kleur. Maar vooral de koepel met de Braziliaanse vlag valt op. 's Avonds worden er heel regelmatig culturele avonden georganiseerd, helemaal gratis.
Houd er rekening mee dat je in het midden van het Amazonewoud zit en dat er een tropisch regenwoudklimaat is met het hele jaar door neerslag. Het kan er enorm vochtig en benauwd worden. Gelukkig vind je overal verfrissende dindins (spreek uit: djindjin) met smaken als kokos, advocado, tapioca of met typische vruchten als copuaçu, burití, açaí en passievrucht. Kijk uit naar straatverkopers met een isomo frigobox!
Praktisch:
- Museu do Seringal: Neem bus 120 aan de bushalte bij de Igreja Matriz in het centrum tot de eindhalte (40-45 min). Ga rechts 400 m naar de haven Marina do David. Aan de rood-witte steiger vertrekken publieke boten, 12R$ enkel, 30 min. Inkom museum: 5R$, rondleiding inbegrepen.
- Teatro Amazonas: 20R$, rondleiding in het Portugees en Engels (50 min) inbegrepen. Culturele avonden zijn gratis, maar kom op tijd.
- Je kan Manaus alleen per vliegtuig of per boot vanuit Macapá of Belém bereiken.